Veranderingsbereidheid: Wat er uit ziet als weerstand is vaak een gebrek aan duidelijkheid

Don Griffioen

Voor veel organisaties -en medewerkers trouwens ook- is het omgaan met de vele veranderingen die op hen afkomen de grootste uitdaging waar zij op dit moment voor staan. Wanneer je als organisatie effectief kunt omgaan met verandering heb je immers een veel grotere kans om succesvol te blijven voortbestaan.

Veranderingsbereidheid van medewerkers is dus een belangrijke indicator voor succes. Maar een groep medewerkers met een hoge veranderbereidheid is natuurlijk niet gelijk aan een geslaagde verandering. Het mislukken van verandertrajecten wordt mijns inziens te vaak geweten aan het gebrek aan veranderingsbereidheid (of intentie) bij medewerkers. Terwijl er legio andere zaken zijn die een geslaagde verandering kunnen blokkeren, zoals een gebrek aan duidelijkheid over het gewenste gedrag.

Een belangrijke valkuil bij verandering

Enige tijd geleden werd mij door oud-collega -en in mijn ogen creatieve denker- Edwin Res gewezen op het boek: Switch: “How to change when change is hard”. Een boek dat zeker de moeite waard is om te lezen als succesvol veranderen iets is wat je interesseert. In dit boek werd ik wederom herinnerd aan wat volgens mij een belangrijke valkuil is om op beducht te zijn als je veranderingen teweeg wilt brengen binnen organisaties: Wat er uitziet als weerstand is vaak een gebrek aan duidelijkheid over wat er van de medewerkers wordt verwacht.

Is het echt weerstand?

De schrijvers ‘Switch’ beschrijven een mooi voorbeeld. Een tweetal professors van  de Universiteit van West Virginia startte een onderzoek met als doel om mensen gezonder te laten eten. Maar wat gebeurt er als je mensen alleen de boodschap: “Je moet gezonder eten” mee geeft? Dikke kans dat een groot deel zich afvraagt: “….maar hoe dan? Welke producten moet ik wel eten, welke niet? Moet ik mijn gedrag aanpassen bij het ontbijt, de lunch, het diner?”

Dus ook al lukt het om mensen te motiveren om gezonder te eten, betekent dit nog niet dat zij dit ook in hun gedrag laten zien. In dit geval stokt de verandering bij de uitvoering. Voor deze groep is het geen kwestie van gebrek aan veranderingsbereidheid of juiste intentie, maar gebrek aan inzicht in hoe het gedrag daadwerkelijk te veranderen.

Welk specifiek gedrag wil je veranderen?

Door verder onderzoek kwamen de professoren achter het specifieke gedrag dat de ommekeer zou kunnen brengen. Ze vonden een eenvoudige oplossing: de meeste mensen in Amerika drinken volle melk. Dit product is verantwoordelijk voor een groot percentage van de verzadigde vetten in het gemiddelde voedingspatroon van mensen binnen de populatie. Dus als deze mensen kiezen voor halfvolle melk of melk met 0% vet dan wordt hun voedingspatroon direct een stuk gezonder.

Door dit inzicht wordt de noodzakelijke interventie een stuk concreter, van: “Hoe kunnen we mensen gezonder laten eten?” naar “Hoe kunnen we mensen -in de supermarkt, tijdens het doen van hun boodschappen- melk met minder vet laten kopen?” Een boodschap die direct voor iedereen is te begrijpen en ook als zeer haalbaar en concreet aanvoelt.

Veranderingsbereidheid en resultaat

Tijdens de verandertrajecten waar ik de afgelopen jaren bij betrokken ben geweest, heb ik gemerkt dat altijd het risico op de loer ligt om mislukte veranderingen toe te wijzen aan een gebrek aan veranderingsbereidheid bij medewerkers: “Ze willen niet mee”. Dit is een verwarring tussen de intentie en de uitkomst; het werkelijk veranderen van gedrag van medewerkers. Het loont om hier scherp naar te kijken op het moment dat een verandering nog niet het juiste resultaat heeft.

Professor Jaap Boonstra sprak een jaar of vijf geleden op masterclass bij Effectory. Hij verwoordde het in mijn ogen zeer treffend. Als je een verandering begeleidt en deze nog niet het juiste resultaat oplevert, is het zaak om te kijken naar wat je eigen aandeel hier in is. Of welke zaken in de context of omgeving er voor zorgen dat het juiste gedrag nog niet wordt vertoond. Of zoals hij het verwoordde: “Wat doe ik, dat ‘zij’ zo gek doen?”